John Lanting, die nu is overleden, gaf het publiek dat er voor in was weer toegang tot ‘ouderwetse’ kluchten. Daarnaast ontwikkelde hij zich tot een ambassadeur van dat genre. Het was in de tijd dat het theater in Nederland indrukwekkende vernieuwingen doormaakte. Ik hou ontzettend van kluchten, volgens mij was hij ook een goeie acteur (zijn rol als ambtenaar Ogterop Deux in Kunt u ons de weg naar Hamelen vertellen meneer? – staat in mijn geheugen gegrift) maar om de kluchten van John Lanting heb ik zelden kunnen lachen. Het was alsof je naar andermans feestje aan het kijken was. Er zat voor mij te weinig in dat resoneerde met mijn eigen angsten, paniek en demonen. In de Grote Kluchten gebeurt dat wel. Feydeau, Labiche, John Cleese in Fawlty Towers, ze maken je nerveus, beschaamd en de lach komt voort uit het ontladen van de in het verhaal opgebouwde gêne. John Lanting bediende het publiek dat juist niets van die gêne moest hebben, mensen die na de oorlog de middelbare leeftijd hadden bereikt hadden geen zin in angsten en demonen. Lachen om een gebloemde onderbroek op het toneel was al leuk zat. Je kunt van alles over hem zeggen, maar hij was in ons land toch een belangrijk ijveraar voor een genre waar nogal op neer wordt gekeken. Hij deed dat in een stijl waar het moderne theaterpubliek niet veel mee had, maar dat maakt het genre van de klucht niet minder doeltreffend en urgent. De klucht is altijd urgent. Want de klucht gaat uiteindelijk over de paniek die uitbreekt als de dood aan een van je vele deuren klopt.