Hotel Zigterman

Afgelopen jaar druk bezig geweest met het schrijven van drie komedies, onder de gezamenlijke naam Hotel Zigterman. Het meeste werk was wel om alle serieus bedoelde elementen te schrappen. Dit wordt een heerlijke productie dat werkelijk geen donder voorstelt, en dat is een hele geruststelling in deze tijd. De repetities zijn begonnen. Met oa Marieke Klooster (Vrouw Holland) en Miranda Bolhuis (Boven Wotter) en Roger Goudsmit (Boven Wotter) – Regie: Albert Secuur. Helaas alleen in Midden Groningen te zien.

Een kleine tragedie

Bij elk zichzelf respecterend treinstation is een fietsenstalling met een goeie fietsenmaker. Bij ons is dat Kick Fakkeldij en zijn zoon. Kick is een goeie fietsenmaker zoals een dierenarts een goeie dierenarts kan zijn. Het gaat bij deze vakmensen niet echt over dieren en fietsen, het gaat over de mensen.

Toen ik net in Naarden woonde kon je je fiets buiten het station parkeren. dat heb ik tien keer gedaan, toen was -ie gestolen. Je kent die radeloze woede wel die zich dan van je meester maakt. Ik liep naar het hokje van Fakkeldij en ik blies mijn stoom af. Kick hoorde het met het grootste begrip aan en deed precies het goede: hij treurde met me mee en verkocht me géén fiets. Een week later, toen ik uitgerouwd was, kocht ik natuurlijk wél een fiets. Hij herkende me en liet me een aardig tweedehandsje zien waar ik voorlopig even mee vooruit kon. ‘Ik vind het zelf een heel aardig dingetje,’ zei Kick. Ik vond de prijs schappelijk. Het is nu vijftien jaar later en ik fiets er nóg op!

Intussen veranderde er veel. De gemeente wilde de fietsen niet langer voor het station zien, dus moesten er nieuwe fietsenstallingen gebouwd. Er kwam een heel nieuw gebouw naast het station te staan, speciaal voor de fietsen en Kick zijn ‘Fietspoint’. De opening was met feest en champagne. De zaken gingen goed, Kick en zijn personeel konden het reparatiewerk nauwelijks aan.

Ik parkeer mijn fiets er honderden keren per jaar. Kick bleef mij en mijn sportaatje herkennen, altijd een groet, altijd een gebbetje. Je zag hem geen groter plezier hebben als hij kinderen een nieuwe fiets aanmat. Je kon ook altijd op begrip rekenen als er iets mis ging. Toen mijn fiets eens een stationnetje verder op een hangslot stond, waarvan de sleutel definitief zoek was, kreeg ik zomaar een betonschaar van hem mee. ‘Mondje dicht.’ zei hij.

Zo’n man die je altijd het gevoel geeft dat je zijn favoriete klant bent. In moeilijke tijden kun je dat nou net even nodig hebben.

De afgelopen weken zag ik Kick en zijn zoon de hele winkel leeghalen. De stellingen met fietsbanden en regenpakken, voor en achterlichten, sloten, de nieuwe fietsen, de reparatiefietsen – alles werd afgebroken, losgeschroefd en in een oude bestelwagen afgevoerd.

Als je vroeg wat er gebeurde, zei Kick: ‘We gaan verbouwen!’ Maar dat was niet waar. Dat móest hij zeggen. Van de Nederlandse Spoorwegen. Om geen boze klanten te krijgen.

Want de Nederlandse Spoorwegen hebben in hun zichzelf toegedichte wijsheid besloten dat Kick daar weg moet. Want zie de statistieken! Wie heeft er tegenwoordig nog behoefte aan een goede fietsenmaker? En de stalling? Zie de technische vooruitgang! Die kan ook geregeld worden met pasjes, automatische deurtjes en toezicht houdende camera’s.

Dus een paar dagen geleden zag ik Kick voor het laatst in die grote, nu volkomen lege fietsenwinkel. Hij deed waar hij voor was. Hij plakte een bandje. Gewoon zoals we dat thuis ook doen, fiets op de kop, stukje schuurpapier, tube solution.

‘Ik ben hier 99,999 keer volmaakt gelukkig naartoe gegaan,’ zegt hij met vochtige ogen. ‘Alleen de laatste twee dagen is het niet te doen…’

Ik geef hem een hand en dank hem voor alles. Ik fiets naar huis onder de donkere wolken van een, vind ik, alles bij elkaar grimmig wordende wereld.

De Lubitsch Touch van Martin McDonagh

Wat maakt ‘Three billboards outside Ebbing, Missouri’ zo’n goede film? – Die is gemaakt door een toneelschrijver. The beauty queen of Leenane (ooit gespeeld door Theater te Water) en het wreed-hilarische A skull in Connemara (met veel knekelhumor) zijn fantastische navrante werken van dezelfde schrijver/regisseur.
Martin McDonagh laat zijn verhalen afspelen in het milieu waarin mensen moeten vechten voor hun bestaan en in staat zijn dat met veel hartstocht en gein te doen. Ga er maar aan staan. Een radicale afsplitsing van een radicale vleugel van de IRA heeft een man aan de muur hangen om gevild te worden. Voor het zover is wisselen beul en slachtoffer moppen en wisecracks met elkaar uit. De moppen zijn nog leuk ook. En de situatie is op een vreemde, gelukkige manier geloofwaardig. Drama en humor liggen vlak naast elkaar. Ik moest denken aan de filmer Ernst Lubitsch, die de meest dramatische scenes met schmaltz en humor kon vertellen. Kijk maar eens naar zijn To be or not to be (1942). Om aan razzia’s te ontkomen spelen goedmoedige joodse toneelspelers nazi’s, die echte nazi’s dwingen jood te spelen. Komische misverstanden, iedere zin is raak,maar o wat gaat het om erge dingen!
Ik was even vergeten hoezeer ik beïnvloed ben door het onophoudelijk kijken naar Lubitsch-films. Martin McDonagh zal dezelfde inspiratiebron hebben gehad. Maar, dacht ik na de film, hij heeft er iets aan toegevoegd. Iets dat doet denken aan ideeën van Fransiscus van Assisi – fysieke pijn ligt dicht bij hoop, woede ligt dicht bij verlossing. Zoals ook in deze film humor dicht bij drama ligt. In ‘Three billboards’ zie je het verhaal waarin de mensen ontdekken dat ze uiteindelijk niet af willen komen van de oorzaak van hun woede, maar van de woede zelf. En dat is een mooie mededeling voor deze tijd.

Hennis

Denkt aan mevrouw Hennis. En aan de kleurrijke manier waarop zij een tijdje geleden in de Tweede Kamer werd afgebrand. Er kwam zelfs een kleine verkleding aan te pas. Iedereen, kamerbreed, mocht zijn puntjes halen voor eigen publiek. En wat stonden ze allemaal aan de goede kant en wat waren ze welbespraakt! Ik probeerde het woord hypocriet te onderdrukken, vooral omdat het zo’n lelijk woord is. Twee jonge militairen worden met ondeugdelijk materiaal eropuit gestuurd. Dat spul is ondeugdelijk omdat het leger geen budget heeft om een deuk in een pakje boter te slaan. Daar gebeurt dan vroeg of laat een ongeluk mee, dat is onvermijdelijk. De minister heeft dingen nagelaten die ze had kunnen doen, maar je kan met behoud van feiten ook zeggen dat ze dingen wel heeft gedaan die blijkbaar niet hebben gewerkt. Bovendien zit ze in een spagaat. De minister is er om het leger én de overheid te verdedigen. En als je het ene verdedigt, krijg je op je kop van het andere. Het is een situatie die je met geen mogelijkheid goed kunt doen. Begrijp me goed, ik vind het altijd leuk als er weer een VVD-minister de fout in gaat, maar deze keer moest ik harder lachen om de kolderieke, pompeuze en heilige verontwaardiging van mensen die het in dezelfde positie niet beter zouden doen. En het zijn natuurlijk leuke scenes.

Pretmoordenaar

Die massaschietpartij van die oude, rijke pretmoordenaar in Las Vegas. Ondanks de hoeveelheid slachtoffers zullen we over vijf jaar ons best moeten doen om ons te herinneren wat dat ook alweer was. Dat komt omdat het vaker gaat gebeuren. Bill O’Reilly, de schreeuwlelijk die zo kon schreeuwen, dat hij een tijdje geleden zelfs bij een populaire schreeuwzender is ontslagen, zei het eigenlijk heel goed. ‘Massabeschietingen’ zei hij, ‘is de prijs voor de Amerikaanse Vrijheid.’ Zo is het. Al zou ik het woord vrijheid vervangen door ‘mentaliteit’. De knoop in het hoofd van de meeste Amerikanen, van links tot rechts, zit hem in het geloof in de superkracht van de persoonlijke soevereiniteit. Omdat ik ik ben, ben ik geweldig. Dat is de onderliggende boodschap van de meeste reclames en de meeste films. Dat geloof botst met de werkelijkheid, waar tegenslag, regeltjes, afhankelijkheid en zachte krachten hun frustrerende rol spelen. Sommigen worden daar compleet gestoord van, voelen zich in het nauw gedreven door de spoken die ze uit woede zelf hebben gecreëerd, en vechten zich een weg naar hun eigen vrijheid. Voeg daarbij de mogelijkheid om makkelijk aan wapens te komen en het is niet zo gek dat een man, die zo gewoon en normaal leek, een grandioos en bloederig slotakkoord aan zijn leven maakt. Misschien heeft hij een paar minuten de vrijheid gevoeld die hij een groot deel van zijn leven nastreefde. Misschien ook sluimerde daartussenin ook de gedachte dat ook dat gevoel fake was. Want er is geen enkel gevoel onverdund.

iHo

Ik was in de stadsschouwburg in Amsterdam . Zag een voorstelling van Oostpool. Het stuk was van Tony Kushner en had een heel lange titel. Het was ook een heel lang stuk en in de stroom heftig uitgesproken conversaties werd heel vaak het woord ‘omdat’ gebruikt. Omdat jij dit en dat en zus en zo bent. Omdat ik vroeger. Omdat je je weer niet in kon houden. Omdat je zo nodig zelfmoord wilde plegen. Omdat ik dacht dat je van me hield. Ze liepen allemaal op blote voeten, geen idee waarom, waarschijnlijk om het smetteloze decor niet te besmeuren. Of alle vloeren in New York hebben vloerverwarming. Veel relatieproblemen van het type waarvan je denkt: wat heb ik daar mee te schaften en een beetje humor werd bereikt door het delibereren van beschaafde grofheden. Opeens viel er een rood doek uit de trekken. God weet waarom.

Ik ben in de pauze naar de trein gewandeld en lees nu het honderd keer betere stuk van Tony Kushner: Angels in America.

Kleine zielen

Ik keek naar Toneelgroep Amsterdam, Kleine zielen. Regie van Ivo van Hove. Die Couperus was toch wel behoorlijk geniaal. De Haagse romans zijn van zichzelf al moderne tragedies. Een goede tragedie zegt altijd iets anders, afhankelijk van de tijd waarin het wordt vertoond. Nu bijvoorbeeld kun je het verhaal van De boeken der kleine zielen lezen als dat van een oude, gehospitaliseerde elite dat dringend aan vervanging toe is door een nieuwe (nauwelijks betere) elite. Het stuk wordt gespeeld op een gigantisch, prachtig tapijt, omringd door stellages die op de Pier van Scheveningen lijken en grote groene planten. Veel mooie en diepzinnige monologen van de acteurs; de personages spreken het diepste van hun ziel uit, en hier en daar een stuk dialoog. De zaal zat vol, maar om me heen werd verschrikkelijk gegeeuwd. Vooral door jongere mensen. De hypnotiserende muziek van Harry de Wit was daar ook debet aan, maar ook, en dat realiseerde ik me onderweg – het publiek pikt de afwezigheid van de dramatische vorm niet meer. Ik geniet nog best wel van de stijl en de klasse van Toneelgroep Amsterdam, maar ik vraag me af of de volgende generaties dat nog doen. En zo zag ik bij het publiek zich iets afspelen dat ook op het toneel werd vertoond. Bob Dylan zong het al. De tijden zijn aan het veranderen.

Episch

masks

 

Om van (recente) geschiedenis en politiek een goed werkend toneelstuk te maken, wordt vaak gebruik gemaakt van de epische vorm. Dat wil zeggen: er is een vertelinstantie, een of meer personages die het woord rechtstreeks tot het publiek richten, afgewisseld met korte scènetjes, waarin de acteurs voor de duur van de scene even in een personage schieten. Een beetje zoals de Griekse tragedies. De kunst van het epische theater is om, ondanks de afstandelijke verteller, het publiek emotioneel te raken. Voordeel is de artistieke mogelijkheid om het over een lange tijdsperiode te hebben. Je kunt je moeiteloos sprongen van van weken, maanden en jaren veroorloven. Je kunt je verteller doodeenvoudig laten zeggen: ‘Maar een maand later vond ineens dit gesprek plaats…’ Daartegenover is er weer weinig ruimte voor psychologische fijngevoeligheden.

Ik lees Stuff Happens van David Hare. Het verhaal over de angstaanjagend dubieuze oorsprong van de Amerikaanse inval op Irak in 2003. (Na de aanslagen op de Twin Towers op 11 november 2001 door Al Queda, willen hardliners als Donald Rumsfeld liever Saddam Hoessein in Irak met veel militair machtsvertoon verslaan, dan de werkelijke schurk vinden. Om zoveel mogelijk medestanders te krijgen moet bewijs worden gefabriceerd, de waarheid geweld aan worden gedaan en spierballendiplomatie worden gebruikt. Dit lukt helaas, met een verwijdering tussen de VS en Europa in de VN tot gevolg, en natuurlijk onnoemelijk veel slachtoffers.) Wat dit stuk spannend maakt is het personage van Colin Powell, de eerste zwarte minister van buitenlandse zaken. Het algemeen politieke moet persoonlijk worden. We zien Powell de beweging maken. De geknakte ruggengraat. Van standvastig afstand nemen van de onzinnige en ongefundeerde plannen een land binnen te vallen tot aan publiekelijk non-bewijzen aanvoeren als excuus om toch oorlog te kunnen voeren. Dit verhaal werkt, vooral om de in eenvoudige monologen in de vorm van getuigenissen van boze journalisten en slachtoffers knalhard binnen te laten komen en het publiek tevreden om het verhaal maar verontrust om de inhoud naar huis te sturen. De scenes zijn er om woede, angst en medelijden te genereren. En soms een welkome lach.

Zo keek ik naar Het Pauperparadijs van Tom de Ket. Ieder stuk over vroeger gaat over nu. Je wil niet vertellen over hoe de dingen vroeger waren, je wil laten zien welke mechanismen van vandaag de dag ook toen al werkten, om duidelijk te maken hoe oneerlijk de politiek kan zijn en hoe blind voor de realiteit. Ook hier wordt een grote tijdsspanne beschreven – ongeveer 25 jaar, ook hier een verteller en acteurs die meerdere personages spelen. De waarden die in dit stuk worden belicht zijn idealisme en statusbehoud. Over het verhaal kan ik verder niks kwijt, dat is zonde, maar ik kan je wel vertellen dat het werkt. Het feit dat het grote publiek zich werkelijk liet meeslepen laat zien dat de vorm van het epische theater zeker niet dood is. Het is een uitgesproken vorm om de grote gebeurtenissen waar we mee te maken krijgen in een groter perspectief te plaatsen, op een manier de even urgent aanvoelt als het nieuws van de dag. Het is heel wat moeilijker om dat te bereiken in een andere kunstvorm. Ik denk zelfs dat het epische theater in een aantal opzichten effectiever is dan onderzoeksjournalistiek.

Geen Paniek

image10

Las net een slechte recensie over ‘Noises Off’ van Michael Frayn. (Nu speelt het als zomervoorstelling in het Nieuwe De La Mar, als altijd met Tjitske Reidinga en Peter Blok onder de naam Geen Paniek!) Oubollig vond de Volkskrantrecensent. Oubollig en platvloers. Ja, wat had je gedacht! Het is een klucht! Twee focking sterretjes van de vijf. Kom me niet aan ‘Noises off’ van Michael Frayn! Het is een briljant stuk; een klucht van het hoogste niveau, waarin het leven achter de coulissen een grotere klucht is dan dat wat ‘onstage’ gebeurt. Eerst zie je wat er op het toneel plaatsvindt, er gebeuren wat onverklaarbare dingen, daarna wordt de tijd teruggezet naar het begin en zie je alles achter het decor. En zie je wat die onverklaarbare dingen heeft veroorzaakt. t Is een standaardwerk voor ieder die het genre meester wil worden. Alles grijpt ingenieus in elkaar. De recensent gaf toe wel te hebben gelachen, maar dat was uit medelijden. John Cleese zei eens over Fawlty Towers: ‘De humor van de komedies in die tijd zat hem in snuggerheid en snedigheid van de dialogen. Eerst zegt de een een snuggere zin, daarna de ander. Ik vind er niks aan. Dus kozen we voor de fysieke humor van de slapstick, de klucht, zonder dat er zo nodig een diepere betekenis in te leggen.’

Orton

24_play1_new

Joe Orton is het bekendst vanwege zijn spectaculaire dood. Augustus 1967, op de christusjonge leeftijd van 33 jaar, is hij tijdens zijn slaap met een hamer doodgeslagen door zijn partner Kenneth Halliwell, met wie hij op een klein kutkamertje woonde. Over de hele kwestie is een film gemaakt – Prick up your ears.

Feydeau schreeft bizarre, cynische kluchten over een hypocriete hogere middenklasse, Oscar Wilde schreef elegante komedies over verborgen identiteit in de hogere kringen en Orton schreef zwarte kluchten over de misdadigheid, roof- en moordzucht bij alledaagse mensen. De humor bij Orton zit hem niet zozeer in een paar bizarre handelingen – er wordt in het stuk Loot (Poet) wat met een lijk heen en weer gesjouwd. Iets wat later door de Fawlty Towers-aflevering The kipper and the corpse is overtroffen.
Nee, de kracht bij Orton zit hem in de dialogen. De personages zijn zo slecht, dat ze geen enkele moeite doen hun bedoelingen verhullen, zelfs al krijgen ze de kans. Fay, van de thuiszorg, en Harold, de zoon van de moeder die ligt opgebaard, hebben een ernstig gesprek.

Fay: Ga zitten Harold, we moeten even praten. De pastoor van St Kilda heeft me gevraagd het over het een en ander te hebben. Hij maakt zich ernstige zorgen. Hij zegt dat je je geruime tijd bezighoudt met het beroven van gok-apparaten en parkeermeters en met het ontmaagden van dochters van mannen die beter zijn dan jij. Klopt dat?
Harold: Ja.
Fay: En dat zelfs leden van je eigen geslacht niet veilig zijn voor je schurkenstreken. Vader Mac is bedreven in het verdrijven van zonden, maar aan het wegpoetsen van die van jou heeft hij een dagtaak. Wat ben je van plan te doen aan deze afschuwelijke gang van zaken?
Hal: Ik ga het land uit.
Fay: Maar hoe moet dat dan met jou als je oud bent?
Hal: Dan ga ik dood.

De thuiszorg zelf is ook geen beste. Ook zij verhult nauwelijks haar diepere bedoelingen ten overstaan van de pas-bestorven weduwnaar.

Fay: Heeft u al een een tweede huwelijk gedacht?
Vader: Nee.
Fay: Waarom niet.
Vader: Ik heb het te druk met de begrafenis.
Fay: U moet iemand hebben om de plaats van uw vrouw in te nemen. Zij was ook niet perfect.
Vader: Een tweede vrouw is voor mij fysiek onmogelijk.
Fay: Onzin. Mijn laatste echtgenoot van zestig slaagde met vlag en wimpel. Drie dagen na ons trouwen kwam hij tot buitengewone prestaties. U zou een meisje moeten trouwen met jeugd en vitaliteit. Iemand met een standvastige houding ten opzichte van het Geloof. Met haar laatste adem twijfelde uw vrouw aan de waarachtigheid van van de Bijbel. Wat is dat dan voor een vrouw? Waar heeft u haar opgedaan?
Vader: Op een informele bijeenkomst, geleid door een Benedictijnse monnik.
Fay: Deed ze zich voor als katholiek.
Vader: Ja.
Fay: Bedrieglijk van aard, zoveel is zeker. Dit mag niet weer gebeuren. Ik zoek voor u een goede jonge vrouw. Ik breng haar naar u toe, ik stel haar aan u voor. Ik zie haar helemaal voor me – gemiddelde lengte, sluik, mooi haar. Regelmatig bezoekster van bepaalde plekken des geloofs. En een ex-lid van het Legioen van Maria.
Vader: Iemand zoals u zelf?
Fay: Precies. Wees bewust van uw mogelijkheden. Trouw meteen.

In het stuk komt ook een personage voor, die zich gedraagt als een televisie-detective, en zo wordt hij ook door de andere personages gezien, maar in feite is hij alleen maar de wateropnemer. (tot hij tenslotte wordt ‘ontmaskerd’ als inspecteur van scotland yard – een zeer corrupte)

Dit is het soort satire, kluchtigheid en absurditeit dat ik heel leuk vind. Maar als ik een uitvoering zie, in het echt of op YouTube, waar een oude TV-registratie op staat, dan is er ineens weinig te lachen. De acteurs spelen alsof zij de personages niet echt zijn – ze spelen de ironie- en dat geeft de uitvoeringen iets moeilijks, alsof het Pinter is, of Beckett. Dat doet me denken aan een opmerking van wijlen Matthijs Rümke, de regisseur. Hij zei over mijn werk: ‘Jouw werk is zo ontzettend lastig om te regisseren.’
Ik denk dat voor het werk van Joe Orton, op een hoger niveau, hetzelfde geldt.

In de nóg kluchtiger What the butler saw – een titel die vroeger gebruikt als titel voor boekjes met ‘pikante foto’s’ – worden leugens op leugens gestapeld tot een onontwarbare kluwen, als bij een moderne post truth-regering. Geraldine, de onschuldige in dit verhaal praat met Prentice, een oudere arts van het type: ‘kleedt u zich maar helemaal uit’.

Geraldine: Wacht! Er is een oplossing! We moeten de waarheid vertellen!
Prentice: Wat een ontzettend defaitistische houding! – Achter het kamerscherm jij!

Tegenwoordig beoordelen we de kwaliteit van verzonnen personages om hun geloofwaardigheid, of we ons met hun kunnen identificeren, hun kwetsbaarheid en hun lievigheid. Dan is het wel eens een verademing om deze smeerlapperij te lezen van iemand die wat mij betreft wel wat jaren verder had mogen leven.